Laat een dier in nood niet achter in een bos of op een andere plek. Gewonde of zieke dieren kruipen dan onder een struik of bosjes en zijn niet meer terug te vinden.
Transportdoos S:
- Kleine knaagdieren;
- kleine vogels;
- hele jonge dieren;
Transportdoos M:
- eekhoorns;
- egels
- grotere vogels;
- andere kleine zoogdieren.
Let op:
- Grotere dieren, zoals dassen, volwassen vossen, herten, zwanen en grote roofvogels, vereisen professionele hulp bij het vangen en transporteren van deze dieren.
- Voor zowel uw eigen veiligheid als voor de veiligheid van het dier raden wij u aan de hulp van de landelijke dierenambulance in te roepen.
- Blijf bij het dier totdat de ambulancemedewerkers gearriveerd zijn en de zorg voor het dier van u overnemen.
Montage vervoersdozen
Ingebruikname Wildlife Transportkit
- Leg de kleine handdoek op de bodem van doos M.
- Bij gebruik van doos S maakt u van de grote handdoek een nest op de bodem.
- Trek de bijgeleverde handschoenen aan.
- Spreid de overgebleven handdoek voorzichtig over het dier heen en plaats het dier in de doos.
- Let op dat het dier vrij kan blijven ademen.
Rescue Bottle
- Vul de fles driekwart vol met warm tot heet water. Leg de Rescue Bottle naast het dier, maar onder de handdoek zodat rechtstreeks contact met de huid niet mogelijk is.
- Is het dier erg onrustig of beweeglijk, laat de doos dan dicht. Ontsnappingsgevaar is dan te groot.
- Bij pasgeboren, nog onbehaarde dieren en/of de oogjes nog dicht hebben, altijd een kruik toevoegen.
Wikkel de kruik in de kleine handdoek en leg de grote handdoek op de bodem van de transportdoos S. Leg de kruik tussen de grote handdoek in en leg het jonge dier onder een flap van de handdoek. Nooit rechtstreeks in aanraking laten komen met de kruik. Altijd één of twee lagen handdoek er tussen laten zitten. - Bij drijfnatte, onderkoelde dieren ook de kruik toevoegen.
Zit het dier in de doos? Wat nu?
- Indien toegang tot warm water, voeg dan de Rescue Bottle toe bij het gevonden dier (zie gebruiksaanwijzing op de Rescue Bottle).
- Geef het dier géén eten of drinken. Laat het dier vooral met rust, de warmte en afzondering zullen het dier stabiliseren waardoor het dier sneller behandeld kan worden bij aankomst.
- Neem contact op met de dichtstbijzijnde gespecialiseerde dierenopvang.
- Kunt u niet zelf rijden? Neem dan contact op met de landelijke dierenambulance: 0900-0245.
- Kunt u het dier niet zelf oppakken, omdat het te groot, te gevaarlijk (bijv. slangen of volwassen vossen), of onbereikbaar is? Neem dan ook contact op met de landelijke dierenambulance. Blijf bij het dier totdat de ambulancemedewerkers gearriveerd zijn.
- Bij bijtwonden altijd contact opnemen met uw huisarts.